Norm ASTM D3900-15
1.1 Deze testmethoden omvatten de bepaling van het aandeel ethyleen en propyleeneenheden in ethyleen-propyleencopolymeren (EPM) en ethyleen-propyleendieenterpolymeren (EPDM) in het bereik van 35 tot 85 massa% ethyleen. Er zijn vier testmethoden nodig om de verscheidenheid aan commerciële polymeren te omvatten die additieven of gepolymeriseerde dieeneenheden bevatten die interfereren met de verschillende infraroodpieken. Behalve wanneer er interferenties zijn, zouden alle vier de testmethoden vergelijkbare resultaten moeten opleveren. De testmethoden verschijnen in de volgende volgorde:
1.1.1 Testmethoden voor geperste film:
| Secties |
Testmethode A span>—Voor EPM en EPDM tussen 35 en 70 massa% ethyleen | 9 – < span class="Body-link1 cdone">14 < /td> |
Testmethode B—Voor EPM en EPDM tussen 60 en 85 massa% ethyleen, behalve voor ethyleen/propyleen/1,4-hexadieenterpolymeren | 15 – 19 |
Testmethode C—Voor alle EPM- en EPDM-polymeren tussen 35 en 85 massa% ethyleen, met behulp van nabij-infrarood | 20 – 24 |
1.1.2 Testmethoden voor castfilm:
Testmethode D—Voor alle EPM- en EPDM-polymeren tussen 35 en 85 massa% ethyleen, behalve voor ethyleen/propyleen/1,4-hexadieenterpolymeren | 25 – 32 |
< span class="Head3 cdone">1.2 Deze testmethoden zijn niet van toepassing op EPDM met verlengde olie, tenzij de olie eerst wordt verwijderd in overeenstemming met testmethode D.
1.3 De waarden in SI-eenheden moeten als standaard worden beschouwd. Geen andere eenhedenmeetwaarden zijn opgenomen in deze standaard.
1.4 Deze norm is niet bedoeld om alle eventuele veiligheidsproblemen in verband met het gebruik aan te pakken. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker van deze norm om vóór gebruik passende veiligheids- en gezondheidspraktijken vast te stellen en de toepasselijkheid van wettelijke beperkingen te bepalen.