Norm ASTM D6785-20
1.1 Deze norm specificeert atoomabsorptiespectrometrische methoden voor vlam- en grafietovens voor de bepaling van de tijdgewogen gemiddelde massaconcentratie van deeltjesvormig lood en loodverbindingen in de lucht op de werkplek.
1.2 span> De methode is van toepassing op persoonlijke bemonstering van de inhaleerbare fractie van zwevende deeltjes, zoals gedefinieerd in ISO 7708, en op statische (gebied
s)bemonstering.
1.3 De procedure voor het oplossen van het monster specificeert hete plaat- of microgolfontsluiting of ultrasone extractie (10.2). De procedure voor het oplossen van het monster is niet effectief voor alle leadverbindingen (zie Sectie 5). Het gebruik van een alternatieve, krachtigere oplossingsprocedure is noodzakelijk wanneer het gewenst is lood te extraheren uit verbindingen die in de testatmosfeer aanwezig zijn en die onoplosbaar zijn met behulp van de hierin beschreven oplossingsprocedures. Als het bijvoorbeeld gewenst is om silicaatlood te bepalen, is een procedure voor het oplossen van fluorwaterstofzuur vereist.
1.4 De vlam-atomaire absorptiemethode is toepasbaar voor de bepaling van massa's van ongeveer 1 tot 200 μg lood per monster, zonder verdunning ( 1 ) . 2 De atomaire absorptiemethode van de grafietoven is toepasbaar voor de bepaling van massa's van ongeveer 0,01 tot 0,5 μg lood per monster, zonder verdunning (1).
1,5 De ultrasone extractieprocedure is gevalideerd voor de bepaling van massa's van ongeveer 20 tot 100 μg lood per monster, voor in het laboratorium gegenereerde looddampluchtfiltermonsters ( 2 ) .
1.6 Het concentratiebereik voor lood in lucht waarop deze procedure van toepassing is, wordt mede bepaald door de door de gebruiker gekozen bemonsteringsprocedure (zie paragraaf 9).
1.7< /span> Anionen die precipitaten vormen met lood kunnen interfereren, maar deze potentiële interferentie wordt verholpen door de toevoeging van het dinatriumzout van ethyleendiaminetetra-azijnzuur (EDTA) indien nodig.
1.8 De waarden in SI-eenheden moeten als standaard worden beschouwd. Deze standaard bevat geen andere meeteenheden.
1.9 Deze norm is niet bedoeld om alle eventuele veiligheidsproblemen die verband houden met het gebruik aan te pakken. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker van deze norm om vóór gebruik passende veiligheids-, gezondheids- en milieupraktijken vast te stellen en de toepasselijkheid van wettelijke beperkingen te bepalen.
1.10 Deze internationale norm is ontwikkeld in overeenstemming met internationaal erkende beginselen inzake normalisatie die zijn vastgelegd in het Besluit inzake beginselen voor de ontwikkeling van Internationale normen, gidsen en aanbevelingen uitgegeven door het Comité voor technische handelsbelemmeringen (TBT) van de Wereldhandelsorganisatie.