Dit document specificeert vereisten en geeft aanbevelingen over het beheer van de integriteit van een pijpleidingsysteem gedurende zijn levenscyclus, waaronder ontwerp, constructie, inbedrijfstelling, bediening, onderhoud en stopzetting.
Dit document is van toepassing op offshore pijpleidingen voor het transport van aardolie en aardgas. Het is van toepassing op stijve stalen pijpleidingen. Het is niet van toepassing op flexibele leidingen, dynamische stijgbuizen of leidingen die zijn gemaakt van andere materialen, zoals glasvezelversterkte kunststoffen.
OPMERKING 1 Een offshore pijpleidingsysteem strekt zich uit tot:
— de eerste klep, flens of verbinding boven water op een platform of onderzeese mechanische connector met onderzeese structuur (d.w.z. verdeelstuk of dynamische stijgbuis)
— het aansluitpunt op de offshore-installatie (d.w.z. leidingverdeelstukken zijn niet inbegrepen)
— de eerste klep, flens, verbinding of isolatieverbinding bij een aanlanding, tenzij anders bepaald door de onshore-wetgeving.
OPMERKING 2 De hierboven genoemde componenten (klep, flens, verbinding, isolatieverbinding) omvatten ook eventuele onderdelen, d.w.z. het offshore pijpleidingsysteem strekt zich uit tot aan de las voorbij het koppelingsstuk, zie afbeelding 1.
Dit document wordt gebruikt voor integriteitsmanagement, dat wordt geïnitieerd in de ontwerp- en aanlegfase van de pijpleiding. Waar de vereisten van een ontwerp- en constructienorm (bijv. ISO 13623) verschillen, zullen de bepalingen van dit document het ontwerp en de constructie vanuit een integriteitsperspectief verbeteren.