Dit document specificeert de geometrie en gebruiksmethode (installatie- en bedrijfsomstandigheden) van wigmeters wanneer ze in een leiding worden gestoken die vol loopt om het debiet te bepalen van de vloeistof die in de leiding stroomt.
OPMERKING 1 Aangezien de onzekerheid van een niet-gekalibreerde wigmeter te groot kan zijn voor een bepaalde toepassing, kan het essentieel worden geacht om de debietmeter te kalibreren volgens hoofdstuk 7.
Dit document bevat vereisten voor kalibratie die, indien toegepast, voor gebruik zijn binnen het gekalibreerde Reynolds-getallenbereik. Hoofdstuk 7 kan ook een nuttige leidraad zijn voor het kalibreren van meters van vergelijkbaar ontwerp, maar die buiten de reikwijdte van dit document vallen.
Het biedt ook achtergrondinformatie voor het berekenen van het debiet en is van toepassing in combinatie met de vereisten in ISO 5167‑1.
Dit document is alleen van toepassing op wigmeters waarbij de stroming subsonisch blijft over het hele meettraject en waarbij de vloeistof als eenfasig kan worden beschouwd. Ongekalibreerde wigmeters kunnen alleen worden gebruikt binnen gespecificeerde limieten van pijpmaat, ruwheid, bèta (of wigverhouding) en Reynoldsgetal. Het is niet van toepassing op het meten van pulserende stroming. Het dekt niet het gebruik van niet-gekalibreerde wigmeters in leidingen waarvan de binnendiameter kleiner is dan 50 mm of groter dan 600 mm, of waar de Reynoldsgetallen van de leiding kleiner zijn dan 1 × 104.
OPMERKING 2 Een wigmeter heeft een primair element dat bestaat uit een wigvormige restrictie met een specifieke geometrie. Alternatieve ontwerpen van wigmeters zijn beschikbaar op het moment van schrijven zijn er echter onvoldoende gegevens om deze apparaten volledig te karakteriseren en daarom zijn deze meters gekalibreerd in overeenstemming met artikel 7.