Brandbeveiliging in gebouwen - Verluchtingsopeningen in binnentrappenhuizen
Deze norm bepaalt de voorschriften waaraan het ontwerp, de installatie en de bediening van verluchtingsopeningenin het bovenste gedeelte van binnentrappenhuizen moeten voldoen opdat in geval van brand:- het risico dat rook zich verspreidt naar het gedeelte van het trappenhuis onder het door brand getroffen niveauwordt beperkt - de verspreiding van rook via de deuren boven het door brand getroffen niveau wordt beperkt - de rook uit het gebouw kan afgevoerd worden na interventie, eventueel met behulp van een ventilator omoverdruk te creëren in het trappenhuis.NOOT 1 De verluchtingsopening die opgelegd is door de wetgeving is er ten behoeve van de brandweerdiensten en is geenrook- en warmteafvoerinstallatie.NOOT 2 Door bij brand verluchtingsopeningen te openen in het bovenste en het onderste gedeelte van het trappenhuiswordt als gevolg van natuurlijke trek een opwaartse luchtstroom gecreëerd. Afhankelijk van de ontwikkeling van debrand op het getroffen niveau en de toestand van de deur die toegang geeft tot dat niveau, kan rook doordringen inhet trappenhuis, waar deze dan door de opwaartse luchtstroom wordt afgevoerd. Dankzij die verluchting wordt hetgedeelte van het trappenhuis onder het getroffen niveau rookvrij gehouden. Het neutrale vlak is het vlak waaronder hetbinnentrappenhuis in een toestand van onderdruk verkeert ten opzichte van de ruimtes die er op uitkomen, waardoorin die ruimtes geen rook uit het trappenhuis binnendringt. Door een verluchtingsopening in het bovenste gedeeltevan het trappenhuis te openen, wordt het neutrale vlak opwaarts verplaatst.
View in