Binnenleidingen voor aardgas en plaatsing van de verbruikstoestellen - Algemene bepalingen
1.1 Deze norm bepaalt de algemene technische eisen en de eisen inzake veiligheiddie van toepassing zijn op:- nieuwe binnenleidingen of nieuwe gedeelten van binnenleidingen gevoed door aardgaswaarvan de hoogste werkdruk (MOP) 100 mbar1) is en waarvan de nominale diametervan de leidingen kleiner is dan of gelijk aan DN 50 - de plaatsing en de in bedrijf stelling van de verbruikstoestellen.1.2 Deze norm is van toepassing met voorbehoud van de ter zake bestaandewettelijke bepalingen.1.3 De plaatsing van de verbruikstoestellen omvat:- de controle van de conformiteit van het verbruikstoestel - de controle van de inrichting en de uitrusting van de opstellingsruimten, meer bepaaldwat betreft de weerstand tegen hoge temperatuur - de uitvoering en/ of de controle van de toevoer van verbrandingslucht - de uitvoering en/ of de controle van de afvoer van de verbrandingsproducten - de verbinding met de binnenleiding.Enkel de plaatsing van toestellen type A, B of C vermeld in de Bijlage E is toegelaten.1.4 Deze norm is niet van toepassing op nieuwe binnenleidingen of nieuwe gedeeltenvan binnenleidingen:- waarvan de hoogste werkdruk (MOP) 100 mbar is en waarvan- ofwel de nominale diameter van de leidingen groter is dan DN 50,- ofwel de leidingen ingegraven zijn - waarvan de MOP groter is dan 100 mbar zonder 15 bar te overschrijden.Deze installaties zijn het onderwerp van de norm NBN D 51-004.
View in